Interview in “Het Vaderland” november 1960

Drie jaar na zijn aankomst in Nederland geeft Karagantcheff een interview over zijn leven in “Het Vaderland” (voorloper van de Haagsche Courant) van november 1960. De integrale tekst van het interview:

WIJ LUISTERDEN NAAR..
(en verbaasden ons over) de heer L. P. Karagantcheff
Doelpunten, dirigeerstok en schaakstukken NEEN, een “Wij spraken met…. “ is onze ontmoeting met de heer Leonid Petrovich Karagantcheff niet geworden. Wij beleefden meer een wonderlijke wereldreis, ons voor ogen getoverd door de meeslepende verteltrant, de vurige gebaren, de verbazingwekkende belevenissen van deze in Kichenev, Bessarabië geboren Oost-Europeaan, later genaturaliseerd tot Nederlander. Thans is de heer Karagantcheff zakenman en schaker. De vereniging Het Bezuidenhout bezit in hem een waardevol eerste tientalspeler, wiens handelingen op de vierenzestig velden menig tegenstander doen verbleken en een onrustige nacht bezorgen. En die tegenstander weet dan nog niet, dat hij tegenover een ex-international voetballer zit, ‘n dirigent van ‘n groot orkest, iemand die kind aan huis was aan het hof van de koning van Siam, om slechts een willekeurige vorst te noemen, want er waren er veel meer….
„Ik ben profvoetballer in Oost-Europa geweest in de seizoenen 1929 en 1930″, vertelt de heer Karagantcheff en hij beleeft zijn leven opnieuw. „Ja, we werden betaald, waardoor ik mijn muziek studies kon voortzetten. Heerlijke seizoenen waren dat — u weet waarschijnlijk dat die, anders dan hier, van april tot november lopen — en mijn plaats was middenvoor. We hadden zes Russen, twee Hongaren en drie Roemenen in onze kampioensclub. Ach, ik herinner me nog zo goed hoe hard onze Russische back Korchinsky kon schieten…. Menig vijandelijk keeper werd reeds voor de wedstrijd naar ‘t hospitaal vervoerd omdat Korchinsky bij het intrappen een balletje afgaf dat zijn polsen deed breken. Diverse netten scheurden onder zijn donderende schoten, maar misschien waren die niet to sterk als thans, ik lees er nooit meer van. …Daarnaast was ik atleet. Ik behaalde een eerste prijs op de 16 km, en verder schaakte ik. Niet onverdienstelijk. Na die twee seizoenen ging ik met een groot orkest en koor op wereldtournee. We hebben Afrika, Syrië, Israël, Arabië, Indië, Birma, China en Australië bezocht. Het schaken vergat ik niet: in Israël, toen nog Palestina, heb ik de beroemde Aljechin (Aleksandr Aljechin, 1892-1946) ontmoet. Ik moet zeggen, geschaakt heb ik toen niet met hem, alleen gepraat; later, in Bandoeng en Soerabaia heb ik tweemaal met hem gespeeld. en eenmaal gewonnen ook. Met het orkest zijn we aan de hoven geweest van diverse Indische vorsten, maar ook Afrikaanse. zoals dat van Haile Selassie. Ik herinner me nog goed de drie weken die we verbleven aan het hof van de koning van Siam. Er werd eens een maaltijd ter ere van ons gegeven: zeshonderd schotels met verrukkelijke, zij het ons totaal onbekende spijzen. Gesmuld dat we hebben…. Na afloop verklaarde ons een hoveling minzaam op een vraag onzerzijds dat de hoofdbestanddelen van de maaltijd kikkers, ratten en muizen waren geweest. Sommigen zijn toen wel bleek geworden.. Toen het orkest terug ging ben ik in de Oost gebleven. Ik voetbalde enige maanden in BVC te Batavia, daarna heb ik een jaar in Bandoeng gewoond, vervolgens in Semarang, en bij liet uitbreken van de oorlog bevond ik mij in Makassar, Celebes. In die tijd was ik werkzaam bij een handelmaatschappij, maar ik hield mij druk bezig met mijn hobbies: schaken, voetballen en muziek. Tijdens de oorlog werd ik natuurlijk door de Jappen geïnterneerd. Een gruwelijke tijd was dat. Maar na de krijg brak ‘n zeer interessante periode aan als „official interpreter”, tevens was ik schaakleraar voor de Indonesische militairen, voetbaltrainer en muziekleraar bij de Radio Rep. Indonesia en dirigeerde daar een koor en orkest. Dit allemaal in Makassar dus. Ik heb enkele interessante concerten mogen geven, waarvan de muziek geheel door mij was geschreven — want ik componeerde ook — hier ziet u „het programma en de recensies”. Na deze woordenvloed kunnen wij slechts in stille verbazing kijken naar het officiële programma van een concert en de lovende kritieken. „Het was soms niet gemakkelijk”, verklaart de heer Karagantcheff. „Want aangezien ik bovendien nog hele partijen zong, moest ik het dirigeren en zingen combineren.” We kijken naar het manuscript van zijn „Fantasy of East-Indonesia.” Een her-innering aan weemoed, heimwee en trouw uit het gebergte in Zuid-Celebes uit de slot-da.gen van het oorlogsjaar 1945. „De Indonesiërs droegen mij op handen”, zegt de heer Karagantcheff. „Maar omdat mijn vrouw en kinderen ten slotte naar Holland moesten terugkeren ben ik ook weggegaan.” Hij toont ons nog enkele medailles die zijn reizen hem hebben opgeleverd. Twee kruisen van een patriarch in Palestina, een medaille van de koning van Siam. „En hier de linkerhand van Toet-Anch-Amon, die vermaarde mummie”, zegt de heer Karagantcheff. „Toch niet de originele?” krijgen wij gelegenheid uit te stoten. „Neen, natuurlijk niet. In mozaïek gevat. Zeer interessant”. Maar voor ons blijft de heer Karagantcheff zelf het meest interessant.

 

Het originele artikel:

Interview Het Vaderland nov 1960

0 comments

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.